op Gepost in de categorie Nieuws

“We moeten op zoek naar een nieuwe taal.” Dat zei Mariëtte Hamer, voorzitter van de Sociaal-Economische Raad (SER) op 18 januari in de Hogeschool Utrecht op een bijeenkomst over inclusieve HRM. Die nieuwe taal was volgens Hamer nodig omdat onze huidige taal een financiële taal aan het worden is die de solidariteit ondermijnt.

Die uitspraak van Hamer raakte me, want Hamer was niet de eerste die opriep een nieuwe taal te ontwikkelen. Ook voormalig Denker des Vaderlands, René Gude, pleitte daarvoor, omdat wij niet meer de woorden zouden hebben om collectieven, gemeenschappen mee te smeden.

Heeft dat wel zin, op zoek te gaan naar een nieuwe taal? Wat zoeken we dan, een Esperanto van de solidariteit? Lijkt me onmogelijk om te scheppen. Sindsdien probeer ik onze huidige taal te analyseren, te zien of onze taal langzaamaan inderdaad een financiële taal wordt, die ook ons privéleven binnendringt. Ik stuitte daarbij op woorden als stress, werkdruk, autonomie, flexibel, impact. Allemaal woorden uit de economische sfeer die territoriumdrift hebben gekregen.

Geldt dat ook voor zo’n term als inclusief? Wat is dat eigenlijk gaan betekenen? En dan vooral de inclusieve arbeidsmarkt?

Inclusief staat tegenover exclusief. Het woord is een afleiding van het Latijnse inclūdere dat insluiten betekent. Het komt van het werkwoord clauderen, sluiten, wat je nog terugziet in het woord klooster.

Een ‘inclusieve werkgever’ sluit niet uit. Op de site van ‘De normaalste zaak’ staat: Een inclusieve werkgever “biedt werkgelegenheid aan werkzoekenden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Hij kan omgaan met verschillen tussen mensen en benut de meerwaarde van diversiteit in zijn bedrijf”.

Financieel voordeel

Dat laatste, het benutten van de meerwaarde, lijkt zeker het geval. Bert van Boggelen, oud bestuurder-directeur CNV Vakcentrale, zegt hierover: “Bij Microsoft hadden ze een helpdesk waar alleen maar studenten inzaten, witte studenten. Ze kwamen erachter dat zij heel veel gebeld werden door mensen met een andere culturele achtergrond of een bijvoorbeeld licht verstandelijke beperking en toen dachten ze: we kunnen veel beter helpen als wij meer diversiteit in ons team brengen.”

Voor dit soort bedrijven is diversiteit economisch raadzaam; de inclusieve arbeidsmarkt biedt financieel voordeel. Betekent dit dat de arbeidsmarkt in haar geheel diverser wordt? Dat is de vraag. Deze week bleek uit een onderzoek van Cedris, de vereniging voor sociale werkgelegenheid, dat 5 procent van de werkgevers verantwoordelijk is voor ruim de helft van alle mensen die met een loonkostensubsidie aan het werk zijn. Dat lijkt mooi, er komen wel degelijk meer mensen met een beperking aan het werk. Maar het idee achter de Participatiewet was dat iedereen overal mee moet kunnen doen, en nu lijkt het erop alsof deze groep mensen weer in groten getale ergens werken met en bij elkaar.

Inclusieve arbeidsmarkt betekent dat er meer mensen mét subsidie bij elkaar gestopt aan het werk zijn. Daarmee wordt de arbeidsmarkt niet per se diverser. Zo is ook begrijpelijk dat we aan de ene kant jubelen over een inclusieve arbeidsmarkt, maar aan de andere kant kunnen lezen dat schrijver Babah Tarawally meent dat we na de Zwarte Pietendiscussie kunnen overgaan tot “het institutioneel racisme in Nederland. Bedrijven die geen allochtone werknemers of stagiairs willen. Uitzendbureaus die daarin meegaan. Mensen die geen Nederlandse achternaam hebben en daarom niet op sollicitatiegesprek worden gevraagd”.

Het woord inclusief heeft een economische betekenis gekregen, die afwijkt van de gangbare, niet de oppositie is van exclusief en zeker geen synoniem is voor divers. Inclusief is een voorbeeld van wat langzamerhand een econolect aan het worden is: een taal die niet in een bepaalde regio van het land gesproken wordt, geen dialect, maar in een bepaalde sfeer, namelijk de economische sfeer. Dat is niet de nieuwe taal die Hamer en Gude zochten.

Onder de titel ‘Welkom in Bubbelonië’ neemt Peter Henk Steenhuis wekelijks bij Trouw woorden onder de loep. Lees hier eerdere columns terug en volg @bubbelonie op Twitter voor inspirerende Bubbelquotes.